Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·vocht

Werkwoord

vervoeging van
doorvechten

doorvocht

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorvechten
    • ... dat ik doorvocht. 
    • ... dat jij doorvocht. 
    • ... dat hij, zij, het doorvocht. 

Gangbaarheid