• door·ver·tel·de
vervoeging van
doorvertellen

doorvertelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorvertellen
    • ... dat ik doorvertelde. 
    • ... dat jij doorvertelde. 
    • ... dat hij, zij, het doorvertelde. 
  2. verbogen vorm van doorverteld, voltooid deelwoord van doorvertellen