doorstond
- door·stond
vervoeging van |
---|
doorstaan |
doorstond
- enkelvoud verleden tijd van doorstaan
- Ik doorstond.
- Jij doorstond.
- Hij, zij, het doorstond.
- Ik doorstond.
vervoeging van |
---|
doorstaan |
doorstond
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorstaan
- ... dat ik doorstond.
- ... dat jij doorstond.
- ... dat hij, zij, het doorstond.
- ... dat ik doorstond.
- Het woord doorstond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.