• door·snuf·fel·den
vervoeging van
doorsnuffelen

doorsnuffelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorsnuffelen
    • ...dat wij doorsnuffelden. 
    • ...dat jullie doorsnuffelden. 
    • ...dat zij doorsnuffelden. 
vervoeging van
doorsnuffelen

doorsnuffelden

  1. meervoud verleden tijd van doorsnuffelen
    • Wij doorsnuffelden. 
    • Jullie doorsnuffelden. 
    • Zij doorsnuffelden.