• door·sij·pelt
vervoeging van
doorsijpelen

doorsijpelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorsijpelen
    • ... dat jij doorsijpelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorsijpelen
    • ... dat hij doorsijpelt. 
  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorsijpelen
    • Jij doorsijpelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorsijpelen
    • Hij doorsijpelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorsijpelen
    • Doorsijpelt!