• door·schiet
vervoeging van
doorschieten

doorschiet

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van doorschieten
  2. gebiedende wijs van doorschieten
vervoeging van
doorschieten

doorschiet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorschieten
    • ... dat ik doorschiet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorschieten
    • ... dat jij doorschiet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorschieten
    • ... dat hij doorschiet.