doorrij
- door·rij
vervoeging van |
---|
doorrijden |
doorrij
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorrijden
- ... dat ik doorrij.
vervoeging van |
---|
doorrijden |
doorrij
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorrijden
- Ik doorrij.
- gebiedende wijs van doorrijden
- Doorrij!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorrijden
- Doorrij je?
- Het woord doorrij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.