(klemtoonhomogram)

  • door·loopt
vervoeging van
doorlopen

doorlóópt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • Jij doorloopt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • Hij doorloopt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorlopen
    • Doorloopt! 
vervoeging van
doorlopen

dóórloopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • ... dat jij doorloopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • ... dat hij doorloopt.