• door·licht
vervoeging van
doorlichten

doorlicht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlichten
    • ... dat ik doorlicht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlichten
    • ... dat jij doorlicht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlichten
    • ... dat hij doorlicht.