doorleerden
- Geluid: doorleerden (hulp, bestand)
- door·leer·den
vervoeging van |
---|
doorleren |
doorleerden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorleren
- ...dat wij doorleerden.
- ...dat jullie doorleerden.
- ...dat zij doorleerden.
- ...dat wij doorleerden.
- Het woord doorleerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.