• door·klief·de
vervoeging van
doorklieven

doorkliefde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorklieven
    • ... dat ik doorkliefde. 
    • ... dat jij doorkliefde. 
    • ... dat hij, zij, het doorkliefde. 
vervoeging van
doorklieven

doorkliefde

  1. enkelvoud verleden tijd van doorklieven
    • Ik doorkliefde. 
    • Jij doorkliefde. 
    • Hij, zij, het doorkliefde.