Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·haal·de

Werkwoord

vervoeging van
doorhalen

doorhaalde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorhalen
    • ... dat ik doorhaalde. 
    • ... dat jij doorhaalde. 
    • ... dat hij, zij, het doorhaalde.