Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·glijdt

Werkwoord

vervoeging van
doorglijden

doorglijdt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorglijden
    • ... dat jij doorglijdt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorglijden
    • ... dat hij doorglijdt. 

Gangbaarheid