Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·gleed

Werkwoord

vervoeging van
doorglijden

doorgleed

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorglijden
    • ... dat ik doorgleed. 
    • ... dat jij doorgleed. 
    • ... dat hij, zij, het doorgleed. 

Gangbaarheid