• door·dringt
vervoeging van
doordringen

doordringt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doordringen
    • Jij doordringt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doordringen
    • Hij doordringt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doordringen
    • Doordringt! 
vervoeging van
doordringen

doordringt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doordringen
    • ... dat jij doordringt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doordringen
    • ... dat hij doordringt.