Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·bouw·de

Werkwoord

vervoeging van
doorbouwen

doorbouwde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorbouwen
    • ... dat ik doorbouwde. 
    • ... dat jij doorbouwde. 
    • ... dat hij, zij, het doorbouwde. 

Gangbaarheid