• dood wa·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dood wanen
waande dood
dood gewaand
zwak -d volledig

dood wanen

  1. overgankelijk in de veronderstelling verkeren dat iemand dood is
    • Iedereen waande hem dood, tot hij op een dag weer opdook. 
    • Omdat ze haar verloofde dood waande, is ze inmiddels hertrouwd.