dondert
- don·dert
vervoeging van |
---|
donderen |
dondert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van donderen
- Jij dondert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van donderen
- Hij dondert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van donderen
- Dondert!
vervoeging van |
---|
donderen |
dondert
- onpersoonlijke tegenwoordige tijd van donderen
- Het dondert en bliksemt.
- Het woord dondert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.