donderjaagde
- don·der·jaag·de
vervoeging van |
---|
donderjagen |
donderjaagde
- enkelvoud verleden tijd van donderjagen
- Ik donderjaagde.
- Jij donderjaagde.
- Hij, zij, het donderjaagde.
- Ik donderjaagde.
- Het woord donderjaagde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.