donderde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- don·der·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
donderen |
donderde
- enkelvoud verleden tijd van donderen
- Ik donderde.
- Jij donderde.
- Hij, zij, het donderde.
- Ik donderde.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
donderen |
donderde
- onpersoonlijke verleden tijd van donderen
- Het donderde en bliksemde gisteren hard boven ons huis.