domineert
- do·mi·neert
vervoeging van |
---|
domineren |
domineert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van domineren
- Jij domineert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van domineren
- Hij domineert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van domineren
- Domineert!
- Het woord domineert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.