• do·mi·neert
vervoeging van
domineren

domineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van domineren
    • Jij domineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van domineren
    • Hij domineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van domineren
    • Domineert!