domineerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: domineerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- do·mi·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
domineren |
domineerde
- enkelvoud verleden tijd van domineren
- Ik domineerde.
- Jij domineerde.
- Hij, zij, het domineerde.
- Ik domineerde.