Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dol·draai·de

Werkwoord

vervoeging van
doldraaien

doldraaide

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doldraaien
    • ... dat ik doldraaide. 
    • ... dat jij doldraaide. 
    • ... dat hij, zij, het doldraaide. 

Gangbaarheid