• dol·den
vervoeging van
dollen

dolden

  1. meervoud verleden tijd van dollen
    • Wij dolden. 
    • Jullie dolden. 
    • Zij dolden. 
     Ze dolden een beetje met elkaar. Als opgeschoten tieners die hun grenzen verkenden. Eigenlijk was het belachelijk, dacht hij. Deze mensen waren dertigers.[1]