dolden
- dol·den
vervoeging van |
---|
dollen |
dolden
- meervoud verleden tijd van dollen
- Wij dolden.
- Jullie dolden.
- Zij dolden.
- Wij dolden.
- ▸ Ze dolden een beetje met elkaar. Als opgeschoten tieners die hun grenzen verkenden. Eigenlijk was het belachelijk, dacht hij. Deze mensen waren dertigers.[1]
- Het woord dolden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.