doktert
- dok·tert
vervoeging van |
---|
dokteren |
doktert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dokteren
- Jij doktert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dokteren
- Hij doktert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dokteren
- Doktert!
- Het woord doktert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.