doelden
- doel·den
vervoeging van |
---|
doelen |
doelden
- meervoud verleden tijd van doelen
- Wij doelden.
- Jullie doelden.
- Zij doelden.
- Wij doelden.
- Het woord doelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
doelen |
doelden