diversifieer
- di·ver·si·fi·eer
vervoeging van |
---|
diversifiëren |
diversifieer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diversifiëren
- Ik diversifieer.
- gebiedende wijs van diversifiëren
- Diversifieer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diversifiëren
- Diversifieer je?
- Het woord diversifieer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.