dissoneerde
- Geluid: dissoneerde (hulp, bestand)
- dis·so·neer·de
vervoeging van |
---|
dissoneren |
dissoneerde
- enkelvoud verleden tijd van dissoneren
- Ik dissoneerde.
- Jij dissoneerde.
- Hij, zij, het dissoneerde.
- Ik dissoneerde.
- Het woord dissoneerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.