differentieer
- dif·fe·ren·ti·eer
vervoeging van |
---|
differentiëren |
differentieer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van differentiëren
- Ik differentieer.
- gebiedende wijs van differentiëren
- Differentieer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van differentiëren
- Differentieer je?
- Het woord differentieer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.