Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·reed

Werkwoord

vervoeging van
dichtrijden

dichtreed

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van dichtrijden
    • ... dat ik dichtreed. 
    • ... dat jij dichtreed. 
    • ... dat hij, zij, het dichtreed.