devieerde
- de·vi·eer·de
vervoeging van |
---|
deviëren |
devieerde
- enkelvoud verleden tijd van deviëren
- Ik devieerde.
- Jij devieerde.
- Hij, zij, het devieerde.
- Ik devieerde.
- Het woord devieerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.