deugt
- deugt
vervoeging van |
---|
deugen |
deugt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deugen
- Jij deugt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deugen
- Hij deugt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van deugen
- Deugt!
- Als je nergens voor deugt, kun je altijd nog werken aan het WikiWoordenboek.
- ▸ 'Denk jij dat ik een tuinman om halfelf 's avonds bij me laat komen omdat het eten niet deugt?'[1]
- Het woord deugt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.