desmerecer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
desmerecer |
desmerecía |
desmerecido |
volledig |
desmerecer
- achteruitgaan, het slecht doen, minder worden
- verslechteren, zijn waarde verliezen
- niet verdienen, onwaardig zijn
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
desmerecer |
desmerecía |
desmerecido |
volledig |
desmerecer