desinfecteert
- des·in·fec·teert
vervoeging van |
---|
desinfecteren |
desinfecteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desinfecteren
- Jij desinfecteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desinfecteren
- Hij desinfecteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van desinfecteren
- Desinfecteert!
- Het woord desinfecteert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.