desatender
- de·sa·ten·der
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
desatender |
desatendía |
desatendido |
volledig |
desatender
- overgankelijk negeren, nalaten, veronachtzamen
- naast zich neerleggen, geen gevolg geven aan
- desatender in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española