Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·rail·leert

Werkwoord

vervoeging van
derailleren

derailleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van derailleren
    • Jij derailleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van derailleren
    • Hij derailleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van derailleren
    • Derailleert!