• de·pro·gram·meert
vervoeging van
deprogrammeren

deprogrammeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deprogrammeren
    • Jij deprogrammeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deprogrammeren
    • Hij deprogrammeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van deprogrammeren
    • Deprogrammeert!