deprogrammeer
- de·pro·gram·meer
vervoeging van |
---|
deprogrammeren |
deprogrammeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deprogrammeren
- Ik deprogrammeer.
- gebiedende wijs van deprogrammeren
- Deprogrammeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deprogrammeren
- Deprogrammeer je?
- Het woord deprogrammeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.