deporteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·por·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
deporteren |
deporteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deporteren
- Ik deporteer.
- gebiedende wijs van deporteren
- Deporteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deporteren
- Deporteer je?