Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·mo·ra·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
demoraliseren

demoraliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van demoraliseren
    • Ik demoraliseerde. 
    • Jij demoraliseerde. 
    • Hij, zij, het demoraliseerde.