demoraliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·mo·ra·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
demoraliseren |
demoraliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van demoraliseren
- Ik demoraliseer.
- gebiedende wijs van demoraliseren
- Demoraliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van demoraliseren
- Demoraliseer je?