Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·mag·ne·ti·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
demagnetiseren

demagnetiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van demagnetiseren
    • Ik demagnetiseerde. 
    • Jij demagnetiseerde. 
    • Hij, zij, het demagnetiseerde.