Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • delg

Werkwoord

vervoeging van
delgen

delg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van delgen
    • Ik delg. 
  2. gebiedende wijs van delgen
    • Delg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van delgen
    • Delg je?