• de·le·gi·ti·meert
vervoeging van
delegitimeren

delegitimeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van delegitimeren
    • Jij delegitimeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van delegitimeren
    • Hij delegitimeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van delegitimeren
    • Delegitimeert!