• de·le·geert
vervoeging van
delegeren

delegeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van delegeren
    • Jij delegeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van delegeren
    • Hij delegeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van delegeren
    • Delegeert!