Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dekt

Werkwoord

vervoeging van
dekken

dekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dekken
    • Jij dekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dekken
    • Hij dekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dekken
    • Dekt!