• de·jeu·neer
vervoeging van
dejeuneren

dejeuneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dejeuneren
    • Ik dejeuneer. 
  2. gebiedende wijs van dejeuneren
    • Dejeuneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dejeuneren
    • Dejeuneer je?