• de·fi·leer
vervoeging van
defileren

defileer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defileren
    • Ik defileer. 
  2. gebiedende wijs van defileren
    • Defileer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defileren
    • Defileer je?