• de·cou·peert
vervoeging van
decouperen

decoupeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decouperen
    • Jij decoupeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decouperen
    • Hij decoupeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van decouperen
    • Decoupeert!