de-installeerde
- de-·in·stal·leer·de
vervoeging van |
---|
de-installeren |
de-installeerde
- enkelvoud verleden tijd van de-installeren
- Ik de-installeerde.
- Jij de-installeerde.
- Hij, zij, het de-installeerde.
- Ik de-installeerde.
- Het woord de-installeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.